Ik voel me niet echt uitgeslapen wanneer mijn wekker afgaat. Ik was vergeten hoe onrustig de nacht in een albergue kan zijn met snurkende pelgrims om me heen en wekkers die op de gekste momenten rinkelen. Zodra ik uit bed stap voel ik mijn spieren tegensputteren. Misschien ben ik toch een beetje overmoedig begonnen gisteren.
Ik doe mijn yoga-ochtendritueel tussen de stapelbedden, terwijl andere pelgrims hun tassen inpakken. Niemand kijkt er van op, iedereen heeft zo zijn eigen ochtendritueel. Ik neem zoals altijd uitgebreid de tijd om te ontbijten en voel dat mijn lichaam langzaam ontwaakt.
Het ziet er naar uit dat het een sombere, regenachtige dag gaat worden. Ik doe mijn knalrode regenjas aan en hoop zo wat kleur te geven aan de dag. Al snel blijkt mijn jas zinloos. Het is broeierig warm, het pad loopt steil omhoog en binnen no-time is mijn kleding alsnog kletsnat van het zweet. Ik trek mijn jas uit en worstel waar ik het kletsnatte ding ga laten.
Kort daarna gaat het steeds harder regenen en ik trek mijn jas toch maar weer aan. Geïrriteerd loop ik door.
Inmiddels verlang ik naar mijn koffiemoment en loop de eerste de beste bar in, waar ik middenin een grote Italiaanse familie beland. Ze hebben het hardstikke gezellig met elkaar en maken mij met veel kabaal en handgebaren duidelijk dat ik erbij kan komen zitten. Hun overweldigende energie is mij een beetje teveel. Ik bestel mijn café-con-leche, geef de Italianen een vriendelijk knikje en ga een stukje verderop zitten.
Maar dan heeft Opa mij ontdekt en strompelt op me af. In rap Italiaans gooit hij een verhaal over me heen waar ik geen touw aan vast kan knopen. In beperkt Italiaans vertel ik hem dat ik de taal niet goed spreek, maar Opa ratelt onverstoord door. Ondertussen zijn de andere Italianen aanstalten aan het maken om verder te gaan, maar Opa is nog niet klaar met mij en wenkt me om op te staan. Ik zit net, mijn dampende café-con-leche voor mijn neus.
Opa praat door en ik antwoord in het Spaans. Het maakt niet uit welke taal ik spreek, we praten volledig langs elkaar heen. Uiteindelijk wordt Opa door één van de Italianen lachend bij me weg gehaald en de groep verlaat de bar.
Ik blijf alleen achter. Stilte.
Wanneer ik mijn pad vervolg is het weer gaan regenen en de worsteling met mijn jas begint van voor af aan. Lange tijd blijft alles om me heen grijs. Ik ben volledig in gedachten verzonken, totdat ik ‘Ciao Olanda” hoor. Verderop staat Opa. Ik roep “Ciao Italia” terug en herinner me om alles wat ik op de camino tegenkom met openheid en vriendelijkheid te omarmen.
Opa staat met een grote glimlach op me te wachten en ik kan niet anders dan vertederd terug lachen. De dochter vertelt dat Opa graag met me op de foto wil. Het enthousiasme is overweldigend en ik ben om.
We lopen met z’n allen verder en in een mix van Italiaans-Spaans-Engels delen we onze belevenissen. De dochter vertelt dat ze ook naar Finisterre lopen omdat Opa graag de oceaan wilde zien. Mijn gemoedstoestand klaart zienderogen op, net als het weer. Wanneer de Italianen hun albergue bereikt hebben, ben ik licht teleurgesteld. Ik moet nog een stukje verder.
Opa zwaait me uit. Ik loop door. Alleen.
Negreira - Santa Mariña, 23 km