Zodra ik wakker word, voel ik mijn knie. Hij is nog dikker dan de vorige dag en ik kan nauwelijks staan. Ik heb gisteren mijn grenzen zwaar overschreden toen ik strompelend de berg af liep. De afgelopen dagen heb ik de signalen van mijn lichaam genegeerd, maar vandaag word ik tot de orde geroepen. Ik zal moeten rusten.
In de hostel maakt iedereen zich klaar voor de dag. Er worden afstanden besproken, plannen gemaakt en de rugzakken worden ingepakt. Enigszins geƫmotioneerd vraag ik anderen om advies, maar eigenlijk weet ik heel goed dat ik vandaag niet kan lopen. Ik ben verdrietig, omdat mijn camino maatjes hun weg vanzelfsprekend zullen vervolgen zonder mij. Ik verbaas me hoezeer ik in korte tijd aan hen gehecht ben geraakt.
Ik loop naar de receptie om een extra nacht te reserveren en als ik op de slaapzaal terug kom, is iedereen al vertrokken. Mijn gedachten razen alle kanten op en een moment voel ik me eenzaam en verlaten. Dan zie ik dat iemand een bloemetje op mijn bed heeft neergelegd. Ik voel een warme gloed door me heen stromen. Het lieve gebaar doet me goed. Ik ben niet alleen.
Ik besluit om uitgebreid koffie te gaan drinken bij het barretje om de hoek van de hostel en verwen mezelf met een chocoladecroissant. Ik denk terug aan mijn intentie om met openheid en vriendelijkheid te kijken naar alles wat ik tegenkom op de camino.
Ik leg mijn knie op een stoel, vraag de barman om een zak ijs en geef eindelijk toe aan de rust. Ik mag best wat vriendelijker zijn voor mezelf.
Puente la Reina